De spelers zitten in een kring dicht bij elkaar. De eerste speler begint met de openingszin van een verhaal (‘Op een dag kwam Jantje met zijn hondje bij een brug over een beekje’). De volgende in de kring voegt dan een zin toe aan dit verhaaltje en zo gaat het verhaal alsmaar de kring rond totdat een speler er een einde aan weet te maken.