Toepen

Een kaartspel voor 2 tot 8 spelers, gewoonlijk voor 4 spelers. Gebruik de piket-kaarten (7, 8, 9, 10, B, V, H, A). Het doel is om de laatste slag te halen in het spel. Per spel worden strafpunten genoteerd. Het spel is afgelopen zodra een speler 10 punten behaalt - deze speler is dan de verliezer.

De kaartvolgorde van hoog naar laag is: 10, 9, 8, 7, aas, heer, vrouw, boer

Het spel

De deler schudt de 32 kaarten en geeft eenieder 4 kaarten.

De speler links van de gever komt uit. Kleur bekennen is verplicht. De kaarten die gespeeld zijn, blijven open liggen.

De speler die de laatste slag wint, heeft gewonnen. De andere krijgen een punt (of meerdere afhankelijk van het aantal keren dat er getoept is). Hoeveel slagen je wint is dus niet van belang, als je de láátste maar wint.

Als je goede kaarten hebt, en verwacht dat je de laatste slag (en daarmee de ronde) wint, kun je te allen tijde gedurende een potje “toepen”. Dat doe je door op tafel te kloppen en/of “Ik toep” te roepen. Dit wordt ook wel “kloppen” genoemd. Na een toep zeggen de spelers een voor een met de klok mee of ze meegaan of passen, beginnend links van de speler die geklopt heeft. Degenen die meegaan (‘kijken’) en verliezen (dus niet de laatste slag winnen) krijgen 2 punten, degenen die passen krijgen er 1. Wordt er gedurende een hele ronde niet getoept, dan krijgen alle verliezers 1 punt en de winnaar geen. Verliest de klopper, dan krijgt hij er natuurlijk ook 2 punten bij.

Degenen die meegaan, kunnen overtoepen of overklokken. De inzet wordt dan met nog één punt verhoogd, passen op de tweede toep levert 2 punten op, kijken/meegaan en verliezen 3 punten. Zelf toepen kan doorgaan tot het maximale aantal gestelde punten.

Zodra je door te kloppen en dan te verliezen het afgesproken aantal punten behaalt, dan speel je voor ‘dood’. Anderen kunnen dan nog overkloppen. De speler die voor dood speelt mag dan altijd mee gaan, hij krijgt niet meer strafpunten.

  • Toepen wordt ook wel gespeeld tot bv. 15, 20 of zelfs 30 punten in plaats van 10. Dit wordt vooraf afgesproken.
  • Vuile was: wanneer een speler drie plaatjes en een 7 heeft, dan mag hij deze omwisselen. Hiertoe legt hij zijn kaarten gesloten op tafel en zegt ‘vuile was’. Hij krijgt dan nieuwe kaarten. Wanneer een andere speler dit niet gelooft, dan kan hij het controleren: is het echt vuile was, dan krijgt de speler die het niet geloofde een extra punt. Was het geen vuile was dan krijgt diegene die vuile was riep een extra punt én hij moet open verder spelen met de kaarten die hij weg wilde gooien.
  • Witte was: als vuile was maar dan met vier plaatjes.
  • Een speler is verplicht te fluiten wanneer hij drie boeren of drie tienen in de hand heeft.
  • Wanneer een speler vier gelijke kaarten heeft, dan roept hij meteen “toep!" en laat zijn hand zien. Alle andere spelers krijgen dan 3 punten.
  • Wanneer een speler drie dezelfde kaarten heeft kan hij “kans op toep!" roepen en dan 1 kaart van de stapel pakken. Heeft hij nu toep (dus 4 gelijken) dan wint hij. Geen vier gelijken dan de getrokken kaart (open) wegleggen en verder spelen.
  • Iemand kan, zonder zijn kaarten in te zien, blind kloppen (of blind toepen). Dit is verder als een gewone klop maar telt dan voor drie punten. Wie niet meegaat, krijgt 1 punt en mag zijn kaarten niet inkijken - toch kaarten ingekeken? Extra punt! Diegene die blind klopt mag beginnen met het kaarten. Vaak wordt afgesproken dat alleen diegene die het meeste aantal punten heeft blind mag kloppen.

Deze varianten zijn heel gangbaar. Er zijn nog meer varianten. Deze staan bv. op wikipedia.

De speler die 3x of meer als laatste overblijft wordt vanaf dat moment aangesproken als toepkoning.

Dit spel is ook wel bekend als: 'proeven', 'droefen', 'toeven', 'snoepen' en 'poeken'.

Gebruikte bron

Toepen op wikipedia, op 31 maart 2020