Alle spelers krijgen een even groot stuk papier en een pen. Iedereen mag hier een korte zin van vier of vijf woorden op noteren. Deze zin mag niet worden getoond aan de anderen. Daarna vouwen alle spelers hun papiertjes op en brengen die naar de persoon die eerder aangewezen was als de notaris. Niemand, zelfs niet de notaris, mag proberen de papiertjes te lezen. Deze blijven gewoon opgevouwen en worden in een pan gegooid.
De leider sluit hierna gewichtig zijn ogen, plaatst een papiertje tegen je voorhoofd en concentreert je daarop. Een zin zal tot je komen en je spreekt deze zin hardop uit. Daarna lees je de tekst op het papiertje om te kijken of je gelijk had. Ja dus. Een speler zal ook bevestigen dat dit zijn papiertje is. Daarna krijg je een volgende papiertje en weer weet je de zin te raden. Zo doe je nog een aantal papiertjes totdat de spelers totaal niet meer weten hoe ze het hebben.