Het spel bestaat uit 3 rondes en een finalespel. Er zijn twee begeleiders, de ene is de spelleider, de ander is de jury.
In deze ronde worden uit een grote groep mensen 6 mensen geselecteerd en die worden dan in 2 teams verdeeld.
De spelleider stelt een kennisvraag die de spelers met JUIST of ONJUIST moeten beantwoorden door een bordje omhoog te houden. Iedereen die een verkeerd antwoord geeft, valt direct af. Uiteindelijk zijn er na de laatste vraag nog een aantal mensen over (het mogen er niet minder dan 6 worden) en uit die mensen worden dan zes willekeurige personen gekozen en verdeeld in twee teams. Beide teams krijgen 1 punt.
In deze ronde laat de spelleider de twee teams een opdracht in de buurt uitvoeren (bijvoorbeeld: vind de vlag). Het team dat deze opdracht het beste doet, krijgt 2 punten.
De jury gaat op een verhoging staan en neemt de doos met pingpongballen (we noemen ze pingpong-pruimen). Dit jurylid vormt zo de Boom van Goed of Fout. De spelleider stelt een vraag en als een team het antwoord weet, mogen ze toeteren. Het team dat als eerste toetert, mag het antwoord geven. Is het antwoord goed, mogen ze om de Boom van Goed of Fout gaan staan. Deze laat dan een aantal pingpongpruimen vallen die de kandidaten proberen te vangen met hun schepnetjes. Zolang de ballen stuiteren mogen ze opgevangen worden, ze mogen niet van de grond af worden geraapt.
Na de laatste vraag worden de ballen per team geteld. Het team met de meeste pingpongpruimen krijgt 3 punten en mag daarmee naar de finale. Het andere team doet dan niet meer mee.
Op een whitebord is vooraf een woord van 10 letters geschreven. Over iedere letter is een Post-It papiertje geplakt zodat niemand het woord kan zien.
Het team mag evenveel Post-Its laten verwijderen van het whiteboard als het team punten heeft verdiend. Er komen dan letters tevoorschijn. Het team krijgt dan 45 seconden om het verborgen woord te raden.